Het doel van het klimaatakkoord, een energieneutrale samenleving in 2050, wordt mede bereikt door een aardgasvrije omgeving. Geothermie, ook wel aardwarmte genoemd, is een energiebron die bij veel gemeenten op het verlanglijstje staat. In 2030 moeten ongeveer 1,5 miljoen woningen aardgasvrij of gereed voor aardgasvrij zijn en in 2050 alle woningen, ruim 7 miljoen stuks. Recent publiceerde Energie Beheer Nederland (EBN) een studie waaruit blijkt dat zo’n 2,6 miljoen huizen en gebouwen kostenefficiënt met geothermie van warmte kunnen worden voorzien. Die studie is één van de acties die voortkomt uit het Masterplan Aardwarmte in Nederland. Dat masterplan is in mei 2018 gepubliceerd door EBN, Stichting Warmtenetwerk, DAGO en Platform Geothermie. Het geeft aan te verwachten dat er in 2030 een hoeveelheid warmte uit de bodem gehaald zal worden dat gelijk staat aan zo’n 1,4 miljoen woningen. “Liggen we op koers om dat te halen?”, “Welke uitdagingen komen we onderweg tegen?” en “Op welke manier kunnen gemeente profiteren en helpen om dat te realiseren?”, dat zijn vragen die het Servicepunt Duurzame Energie besprak met Peter Odermatt, algemeen directeur Hydreco Geomec, en Frank Schoof, Manager Project Versnelling Aardwarmte MRA.

 

 

 

 

 

 

Klik op de afbeelding om de (beknopte) personalia van Frank Schoof en Peter Odermatt te vergroten. 

 

De doelstellingen in het masterplan zijn ambitieus, van 17 doubletten in 2018 naar 175 in 2030. Volgens beiden heeft het masterplan in ieder geval een stip op de horizon gezet en geeft het richting. Toch moeten we nog steeds goed doorgronden wat grootschalig gebruik van geothermie in de gebouwde omgeving betekent.

Op welke manier geothermie toegepast kan worden in de gebouwde omgeving is onder meer afhankelijk van het samenspel tussen de boven- en ondergrond. “Neem nu de Metropool Regio Amsterdam”, aldus Schoof. “Ruimtelijk gezien is de MRA één van de drukste gebieden in Nederland maar van de ondergrond is weinig bekend.” In Noord-Holland Noord is het juist andersom. Daar is de ondergrond geschikt voor het maken van geothermiebronnen maar daar zijn geen grote concentraties van gebouwen te vinden om de warmte uit de putten toe te passen. In dit seminar wordt uitgelegd waar we naar op zoek zijn om geothermie succesvol te kunnen toepassen. En in financieel opzicht heb je wel vier- tot zesduizend woningen nodig of het equivalent daarvan om een haalbare businesscase te krijgen. Dat is veel, zeker als er nog geen warmtenet aanwezig is. En het ontwikkelen van een warmtenet is op zichzelf al lastig.

In de Regionale Energie Strategieën en de Transitievisies Warmte wordt vaak in abstracte zin gesproken over het gebruik van geothermie in de warmtetransitie. Dat moet concreter, zegt Schoof. Odermatt vult aan dat het programma SCAN daarom voor Noord-Holland, met name de MRA, heel belangrijk is. Binnen dat programma vindt seismisch onderzoek plaats naar aardwarmte op plekken waar we nog weinig weten van de ondergrond. In het najaar starten de onderzoeken in Noord-Holland. In de loop van volgend jaar zullen deze zijn afgerond. De Provincies Noord-Holland en Flevoland betalen een deel hiervan, in het kader van het Project Versnelling Aardwarmte MRA. In dit webinar kom je hierover meer te weten. De data die SCAN oplevert geeft meer inzicht in de ondergrond, die regio’s en gemeenten nodig hebben voor hun plannen.

Naast de technische en financiële ontwikkelingen schuiven er ook panelen in de wet- en regelgeving. De ontwikkelingen rondom de Wet Collectieve Warmte (Warmtewet 2) in combinatie met ontwikkelingen rond de Mijnbouwwet (zie ook dit webinar) betekent dat de spelregels niet bij iedereen duidelijk zijn. Die regels gaan veranderen en dat zorgt ervoor dat veel partijen wachten met ontwikkelen. Die veranderende regelgeving vormt een risico waardoor projecten lastig te financieren zijn. Dat is bij geothermieprojecten en de bijbehorende hoge investeringslast sowieso het geval. Onder andere ook door de tijdsklem die er is nadat SDE-subsidie is toegekend. In betrekkelijk korte tijd moeten grote stappen gezet worden om binnen de termijn van de beschikking warmte te gaan produceren. En dan is er ook nog het risico van volloop, dat wil zeggen dat het tempo en omvang van aansluiten van gebouwen achter blijft bij wat nodig is, en als er een nieuw warmtenetwerk nodig is om de warmte uit een doublet maar de gebouwen te transporteren. Dat netwerk moet, zoals gezegd, snel enige omvang hebben om het financieel aantrekkelijk te maken en het gebruik van biomassa als transitiebrandstof krijgt steeds minder draagvlak in de samenleving waardoor dat ook als tijdelijke voorloopbron voor geothermie lijkt weg te vallen.

Zowel Schoof als Odermatt geven aan dat gemeenten een belangrijke rol vervullen in het gebruik van geothermie in de warmtetransitie. Zij zijn de aangewezen partij om de randvoorwaarden te optimaliseren voor een goede match tussen de onder- en bovengrond. Dat betekent dat zij in hun ruimtelijke plannen een echte keuze zullen moeten maken waar een collectieve warmteoplossing zinvol is en waar, eventueel op termijn, geothermie gewenst is als bron. Maar zij zullen ook de partij zijn die duidelijk moet communiceren met inwoners en betrokken partijen over de warmtetransitie en welke rol geothermie kan en eventueel gaat spelen in het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Die discussie moet samen met vastgoedeigenaren, grote warmtegebruikers, energiebedrijven en geothermie exploitanten goed gevoerd worden, direct volgend op of parallel aan het maken van de RES of transitievisie warmte.

Beide heren hebben veel ervaring met geothermie maar andermaal geven ze aan dat we nog steeds goed moeten doorgronden wat grootschalig gebruik van geothermie in de gebouwde omgeving betekent. Schoof stelt dat gemeenten niet alleen op technisch en financieel vlak maar ook op het gebied van samenwerking met operators, ontwikkelaars, gebouweigenaren en de omgeving ervaring op moeten doen. Odermatt pleit voor het stimuleren van pilotprojecten met een belangrijke faciliterende rol voor gemeenten. Locaties met een bestaand warmtenet of waar een hoge concentratie van warmtevraag is, zijn belangrijke startgebieden evenals te ontwikkelen omvangrijke nieuwbouwwijken. Helemaal als er goede perspectieven zijn ten aanzien van de ondergrond.

Gemeente Den Haag is een goed voorbeeld. In het Stedelijk Energieplan van die stad wordt een duidelijke keuze gemaakt voor geothermie. De omstandigheden daar zijn ook prima. Er is daar een bestaand warmtenet en een goede ondergrond voor aardwarmte. Bovendien worden de stakeholders op verschillende manieren betrokken bij de plannen. In dit webinar vind je hier meer over. Net als over de stappen die gemeente Haarlem zet.

Er moet nog veel gebeuren maar als de door de gemeente Den Haag ingezette trend zich voortzet in andere gemeenten dan worden de mogelijkheden met geothermie volledig benut, de doelen uit het Masterplan Aardwarmte gehaald en daarmee een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de doelstellingen uit het Klimaatakkoord.

Heb je nog inhoudelijke vragen over dit nieuwsbericht of over geothermie? Neem contact op met het Servicepunt Duurzame Energie of met Frank Schoof.