Het isoleren van woningen is een belangrijke stap in de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Dit kan gedaan worden door bijvoorbeeld de vloer, muren en het dak te voorzien van extra isolatiematerialen. Maar hoeveel isolatiemateriaal is er dan precies nodig? Daar probeert de overheid met de Standaard en Streefwaarden richting aan te geven. In een kamerbrief geeft BZK toelichting over deze nieuwe isolatiestandaard. We zetten de belangrijkste zaken voor je op een rij.
De Standaard: wat is dat?
De Standaard geeft een doel aan ten aanzien van de maximale warmtevraag van een woning. De warmtevraag is de hoeveelheid energie die nodig is voor het verwarmen van de woning. De Standaard probeert hiermee een antwoord te geven op de vraag: “hoever moet ik isoleren?” Het biedt daarmee handelingsperspectief voor gebouweigenaren die (stapsgewijs) willen verduurzamen. De waarde van de Standaard wordt in kWh warmte per m2 weergegeven. Wat de doelwaarde voor een woning is, hangt af van een aantal factoren:
- Is de woning een eengezinswoning of een appartement?
- Is de woning vooroorlogs of na-oorlogs (voor 1945 gebouwd of na 1945)?
- Is de woning heel compact gebouwd? Dit wordt weergegeven door een factor voor compactheid: vloeroppervlak / som van oppervlaktes grenzend aan buitenlucht of grond.
Over het algemeen zal een naoorlogse woning met de Standaard ongeveer tot een label A of B zonder zonnepanelen komen. Voor vooroorlogse woningen is het vergelijkbaar met label D zonder zonnepanelen. Bij het behalen van de Standaard is een naoorlogse woning normaal gesproken klaar voor een aanvoertemperatuur van 50 graden. Een vooroorlogse woning is klaar voor een aanvoertemperatuur van 70 graden.
De Standaard geeft aan hoe laag de warmtevraag van de woning als geheel moet zijn, maar geeft geen antwoord op de vraag hoe goed individuele componenten geïsoleerd moeten zijn. Daarvoor dienen de Streefwaarden.
De Streefwaarden
Naast de Standaard zijn er ook Streefwaarden gepubliceerd. Die geven richting aan de isolatie van individuele componenten zoals dak, vloer en muren. De Streefwaarden geven de optimale kwaliteit aan die voor componenten behaald kunnen worden. Dit zijn isolatiewaarden vergelijkbaar met die van met nieuwbouwwoningen. Als alle streefwaarden worden behaald, wordt de warmtevraag van de woning tot ruim onder de Standaard gereduceerd.
De Streefwaarden geven dus een soort maximale isolatiewaarde. In de praktijk zal dit voor verschillende componenten niet de meest logische of economisch meest interessante waarde zijn. Dat komt omdat zoveel extra isoleren soms praktisch lastig is (denk aan het plaatsen van een extra buitenschil om de woning) en ook niet eenvoudig terugverdiend kan worden op de energierekening. Het eenvoudigste kan dan ook aan de Standaard worden voldaan door alle individuele componenten redelijk te isoleren, in plaats van sommige componenten naar de Streefwaarde te isoleren.
Wordt de Standaard verplicht gesteld?
Nee, voorlopig niet. In het Klimaatakkoord staat dat een eventuele verplichting op z’n vroegst in 2025 aan de orde is. Tot die tijd is het de verwachting dat de Standaard wel “informeel” gebruikt wordt bij bijvoorbeeld verhuizingen of wanneer gebouweigenaren onderhoud willen plegen. Ook krijgt de Standaard een plek op het nieuwe Energielabel voor woningen.
Wat kan je als gemeente met de Standaard en Streefwaarden?
Vaak wordt door woningeigenaren gevraagd wat “spijtvrije maatregelen” zijn, in afwachting van een alternatief voor aardgas. De Standaard en Streefwaarden geven een landelijk afgestemd antwoord op die vraag. Dat biedt enig perspectief aan huiseigenaren, VVE’s en woningcorporaties – maar een Standaard in kWh/m2 is nog wel een ingewikkeld verhaal. Ga dus in gesprek met je Energieloket over het integreren en begrijpelijk maken van de Standaard en Streefwaarden voor verschillende doelgroepen en neem het mee in de gemeentelijke communicatie over isolatie.
Hoe wordt de standaard bepaald?
Het bepalen van de warmtevraag dient te gebeuren door middel van een energieberekening van een woning, waarin de vorm van de woning, het verliesoppervlak en isolatiewaardes worden meegenomen. Een grove indicatie van de huidige warmtevraag van een woning kan verkregen worden door de totale gasvraag van de woning te delen door het vloeroppervlak en te vermenigvuldigen met 9. Let op: dit geeft alleen een goede indicatie als de gehele woning wordt verwarmd, en niet bijvoorbeeld alleen de woonkamer.
Wie meer wil weten over de technische achtergrond, kan het gehele rapport over de Standaard en Streefwaarden bekijken.