Op 27 oktober organiseert het SpDE in samenwerking met het MRA Warmte Koude Programma een kennissessie over de onderwerpen Warmtewet en Warmtenet. Klik hier voor meer informatie en om je aan te melden.
Vorige maand is de Wet collectieve warmtevoorziening, ook wel Warmtewet 2 genoemd, ter consultatie gelegd. De wet moet helpen bij de groei en verduurzaming van warmtenetten, het afdwingen van de beslissing om individuele gebouwen van het aardgas af te halen en een einde te maken aan de traditionele monopolieposities in de warmtemarkt. –
De wet moet per 2022 ingaan. Hieronder de belangrijkste voorgestelde wetswijzigingen zoals eerder al gepubliceerd in Energeia.
Aansluiting wordt ‘ja, tenzij’
Op dit moment kunnen gebouweigenaren weigeren om van het aardgas af gaan. Minister Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken) wil in de Omgevingswet een einddatum voor aardgaslevering op nemen. Zo kunnen gemeenten beslissen wanneer aardgaslevering stopt en welke andere warmtevoorziening ervoor in de plaats komt. Wiebes lijkt dit dwangmiddel te willen doorzetten, hij stelt een opt-out-optie voor.
Met deze opt-out-optie krijgt een warmtebedrijf naast alle plichten, ook rechten zoals het mogen aansluiten van gebouwen. Zo heeft het warmtebedrijf de zekerheid dat het voldoende warmte af kan zetten. Wanneer de gemeente een bepaalde wijk aanwijst om op een warmtenet te worden aangesloten, wordt dit in de Omgevingswet verankerd. In de tussentijd wijst de gemeente een warmtebedrijf aan, dat alle gebouweigenaren in de wijk actief benadert dat de wijk op het warmtenet wordt aangesloten.
Wil een gebouweigenaar dit niet, dan moet het aantonen dat een andere duurzame warmteoptie voor hem gunstiger is. Deze optie kan door de gemeente afgewezen worden. Zo ontstaat een ‘ja-tenzij’ model, waarbij een zeer actieve rol van de gebouweigenaar wordt verwacht. Als er helemaal niet wordt gereageerd dan gaat het warmtebedrijf er vanuit dat het gebouw mag worden aangesloten.
Tarief straks niet langer gebaseerd op prijs voor aardgas
Het nieuwe warmtetarief zal straks niet meer gebaseerd zijn op de prijs voor aardgas, zoals dat nu wel het geval is. Het tarief wordt, na een overgangsfase, gebaseerd op de kosten die warmtebedrijven daadwerkelijk maken plus een redelijk rendement. In een overgangsfase zal de ACM telkens een tarief maken op basis van de aardgasprijs en dit tarief omhoog of omlaag corrigeren aan de hand van de gemaakte kosten van warmtebedrijven.
Gemeente sterkere positie bij aansluiten wijken
In de huidige situatie spelen warmtebedrijven vaak een grote rol in overleggen over het aansluiten van wijken. Het warmtebedrijf kan bijvoorbeeld besluiten bepaalde huizen niet aan te sluiten of contractueel laten vastleggen dat het voor hele lange tijd monopolie krijgt op warmtelevering.
De Warmtewet 2 zorgt ervoor dat de gemeente met een vaststaand aanbod komt voor het aansluiten van een wijk op een warmtenet. Warmtebedrijven kunnen daar vervolgens op inschrijven met een gedegen plan waarin het uitlegt hoe het gebouwen aan gaat sluiten, hoe het de kosten laag houdt, hoe het leveringszekerheid waarborgt en hoe het warmtenet gaat verduurzamen. Uiteindelijk kiest de gemeente het warmtebedrijf. De provincie beslist meer als het warmtenet in meerdere gemeenten komt te liggen.
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) krijgt een belangrijke rol. Het plan van een warmtebedrijf moet namelijk gepaard gaan met een officiële goedkeuring van de ACM. Hieruit blijkt dat het warmtebedrijf financieel en organisatorisch voldoende in staat is om zo’n collectief warmtesysteem aan te leggen, in stand te houden en te exploiteren.
Eén warmtebedrijf eindverantwoordelijk voor productie, transport en levering
De verklaring van de ACM is nodig omdat een failliet of slecht functionerend warmtebedrijf nogal wat chaos kan veroorzaken. Mede om die reden is er nog een belangrijke voorwaarde; het gekozen warmtebedrijf is eindverantwoordelijk voor productie, transport en levering van warmte. Onderliggende taken kunnen door meerdere partijen uitgevoerd worden, maar als er iets mis gaat dan moet één bedrijf eindverantwoordelijk zijn.
Volgens critici is er op deze manier geen kans voor kleinere of innovatieve warmtebedrijven, omdat zij nooit aan zo’n grote eindverantwoordelijkheid kunnen voldoen. Minister Wiebes wil op de volgende wijze aan deze kritiek tegemoet komen:
- Er is een gemaximeerde periode voorgesteld; de gemeente stelt het warmtebedrijf aan voor een periode van minimaal twintig, maar maximaal dertig jaar. Ook voor de bedrijven die nu actief zijn in de sector, Vattenfall, Eneco, Ennatuurlijk, HVC en SVP, betekent dit een verandering. Er is ongeveer twintig jaar nodig voor een warmtebedrijf om een investering in een nieuw warmtenet terug te verdienen. Dat betekent dat zij dan nog maximaal tien jaar hebben om geld te verdienen aan de warmtelevering.
- Bovendien kan het warmtebedrijf ook ‘ontslagen’ worden door de gemeente, als het niet aan bepaalde voorwaarden voldoet (zie onder).
- Daarnaast kunnen meerdere entiteiten ook samen een warmtebedrijf vormen, zoals bijvoorbeeld een publiek én privaat bedrijf.
Het warmtenet krijgt een CO₂-norm
Nu worden veel warmtenetten nog gevoed door aardgasgestookte centrales, afvalverbranding en biomassa. Dat moet op den duur toe naar duurzamere bronnen zoals geothermie, aquathermie en restwarmte van datacentra.
Om ervoor te zorgen dat warmtebedrijven hier ook echt in investeren, wordt een CO₂-norm opgelegd. In 2022 mag een warmtebedrijf per geproduceerde GJ warmte 40 kg CO₂ uitstoten en dat daalt naar 25 kg CO₂ per GJ in 2030. De ACM houdt hier toezicht op. Als warmtebedrijven niet aan de norm voldoen, dan gaat een periode in van vijf jaar, waarin het warmtebedrijf alsnog dit doel kan halen. Lukt dat niet, dan kan de gemeente de bevoegdheid van het warmtebedrijf intrekken.
Uitzonderingen
De Warmtewet 2 zoals die hierboven wordt beschreven, geldt voor grotere warmtenetten. Voor een klein buurtnetje, waarop maximaal tien huizen zijn aangesloten, gelden niet zulke strenge regels. Voor collectieve systemen van verhuurders en Verenigingen van Eigenaren (VVE’s) die warmte van het warmtebedrijf doorleveren aan hun huurders, gelden voor het tarief andere regels.
De belangrijkste punten van nieuwe Warmtewet nog eens op rij:
- De gemeente krijgt de bevoegdheid een warmtebedrijf aan te wijzen.
- Het warmtebedrijf krijgt alleenrecht op levering voor minimaal twintig en maximaal dertig jaar.
- ACM toetst warmtebedrijven op in staat zijn tot op kunnen zetten en in stand houden collectief warmtesysteem.
- Er is één bedrijf eindverantwoordelijk voor de hele warmteketen (productie, transport en levering). Taken kunnen wel door meerdere bedrijven uitgevoerd worden.
- De ACM krijgt een veel grotere rol als toezichthouder op de warmtesector.
- Het warmtetarief wordt gebaseerd op de kosten die warmtebedrijven maken plus een redelijk rendement. De gasreferentie vervalt.
- Er komt een CO₂-norm ter verduurzaming van het warmtenet.
- Er komt een opt-out systeem: in principe worden alle gebouweigenaren in een wijk waar collectieve warmte is voorzien aangesloten. Gebouweigenaren moeten met een alternatief plan komen voor hoe hun pand duurzaam verwarmd wordt, als zij niet aangesloten willen worden.